Dat laatste is jammer, zeker als na de sterke en broeierige opener ‘Can We Be Strangers’ de vrij lollige single ‘Bad Lover’ (met überfoute oe-wah-wah-wah-achtergrondkoortjes) volgt. Als luisteraar weet je meteen niet meer of je de artiest nu serieus moet nemen of niet, ook al omdat de teksten vaak gevat, maar niet altijd even overtuigend zijn. Met een regel als ”The purpose of a secret is that it is meant to remain a secret” in het openingsnummer maakt Tuplin toch even een lelijke misser – en het is niet de enige keer op de plaat. De grens tussen snedig en té bijdehand zijn is soms flinterdun.
Gelukkig kent Pink Mirror meer sterke liedjes, waaronder het titelnummer zelf. ‘Love’s Penitentiary’ mag ook tot de hoogtepunten worden gerekend. Het is een voorbeeld van hoe je met een nogal goedkoop klinkend drumcomputertje als basis toch een goede song kunt maken (iets wat de eerder genoemde Alex Cameron ook wel is toevertrouwd). Verder maken het gestaag voortstuwende ‘The Machine’ en de op een elektrische gitaar leunende afsluiter ‘The Beast’ het meest indruk.
Een doorbraak in Nederland, hoe bescheiden ook, valt voor Tuplin ook met Pink Mirror niet bepaald te verwachten. Ironisch genoeg vormt zijn belangrijkste wapen hierin ook een grote makke. De droge bariton van de zanger werkt op een gegeven moment op de zenuwen, voornamelijk omdat hij iets te dominant op de voorgrond is gemixt. Collega-diepe stemmen als Bill Callahan en Matt Berninger (The National) vallen ook bepaald niet weg in de productie, maar die klinken iets meer in harmonie met de andere instrumenten. Huiswerk voor de volgende keer, derhalve.
Shana Cleveland - Night Of The Worm MoonIn het dagelijks leven is Shana Cleveland frontvrouw van de succesvolle...
Stamina - Live In The City Of Power Live albums waren in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw een...