Piepoli is een stemkunstenaar: hij weet zijn lichte tenor stem zowel naar een lage bariton te buigen als naar een mezzo sopraan. Op ‘Ninna Nanna Di Carpino’ hoor je goed hoe gemakkelijk hem dat afgaat. Hij weet hierdoor soms mannelijk en soms vrouwelijk te klinken. Zelfs meerstemmigheid schuwt hij niet, zoals op ‘L’America’. Daarnaast speelt hij alle instrumenten zelf. Naast de saz, oud en daf (Iraans percussie instrument) is het vooral de chitarra battente die klankbepalend is voor het album. Deze gitaar is gebouwd om op te ‘slaan’ en vanaf het korte openingsnummer ‘Maresia’ maak je daar al kennis mee.
Naast het titelnummer staan er nog twee zelfgeschreven nummers op het album. Deze zijn heel strategisch in het midden (het dansbare, instrumentale ‘Sair’) en op het einde (het a capella gezongen ‘Tetuán’) geplaatst. Ertussenin horen we bekende werken van onder andere Amalia Rodrigues (‘Ave Maria Fadista’) en Marisa Sannia (‘Melagranada Ruja’). Het zijn echter de bewerkingen van enige traditionele nummers die nog het meest blijven hangen. Piepoli zingt op de toppen van zijn kunnen op ‘Stella D’Ori’, waarbij zijn apart aangemeten stem wordt bijgestaan door handgeklap. Het hoogtepunt is ‘Occhi De Monachella’, dat ooit bekend geworden is in de versie van Danilo Montenegro. Hier weet hij een eigen draai aan te geven. De gelaagde stemklanken; de manier van gitaarspelen; de overgang en versnelling; de subtiele percussie leveren allen hun bijdrage. Het is werkelijk een streling voor het oor.
Pas na enige luisterbeurten besef je hoe goed deze plaat is. Op Maresia laat Piepoli horen hoe je een goed klinkend reisverslag moet maken. Hierbij zijn taal en klankkleur dusdanig fluïde geworden dat je je maar altijd te graag laat meedrijven naar een volgende muziekhaven.
Graow - MétaphaseAchter de artiestennaam Graow schuilt een heel onzekere Franse...
Yanna Momina - Afar Ways Producer Ian Brennan (Tinariwen) neemt ons mee naar Afrika voor de tiende...