De sound van de band kenmerkt zich door een muur van gitaren, met de zang als bijna ondergeschikt onderdeel van het geheel. Er wordt ook heel doelbewust gekozen voor een bijna kartonnen geluid, zonder enige productionele poespas. Analoog is hier het sleutelwoord. Deze aanpak werkt bij sommige artiesten goed (zie de oude albums van The Black Keys), maar vaker verzanden de liedjes in een kakofonisch geheel. Vooral als er ook nog eens voor een behoorlijk onconventionele manier van mixen is gekozen. Dat blijkt hier het geval.
Eerste single ‘Livin’ Free’ zou het paradepaardje van deze schijf moeten zijn, maar mist de drive die dit soort muziek nodig heeft. Als ik een muur van gitaren hoor, wil ik ook stuwende drums en heerlijke basloopjes horen. Een beetje meer productie had ook echt geen kwaad gekund. Er is blijkbaar over deze keuze nagedacht en er zal best wel publiek voor zijn, maar aan mij is het niet besteed.
De songs krijgen geen kans om te ademen. Elke minuut van dit album zit vol gitaargeweld, zonder ook maar enige nuances of momenten om even bij te komen. Zelfs in de rustigere songs doet de gitaar geen stapje terug. De songs lijken ook bijna allemaal in dezelfde toonsoort te staan. Het feit dat de zang compleet ondergesneeuwd is, helpt ook niet echt. Evenals het feit dat er geen enkele noemenswaardige riff in de muziek zit. Als dan ook nog de songs verre van memorabel zijn, kan ik niets anders dan dit album een behoorlijk lage score geven.
Petter Carlsen - Clocks Don't CountNoorwegen heeft inmiddels een mooie lijst aan singer-songwriters...
Dez Mona - Sága Het Belgische Dez Mona scoorde het afgelopen decennium succesjes met een...