VERSLAG: Juliën L Ortye
Pearl Jam
Het gebeurt niet vaak dat een band zo ontvangen wordt zoals bij Pearl Jam in de Ziggo Dome vanavond. De manier waarop is al vrij bijzonder: terwijl Eddie Vedder en consorten het podium beklimmen, gaan er meer en meer zaallichten aan, totdat de hele zaal verlicht is. Wat blijkt? Iedereen staat. Er is geen stoeltje meer dat bezet is, iedereen heeft zich omhoog gehesen om de band een staande ovatie te geven. Een staande ovatie waarvan twee-en-een-halfuur later blijkt dat-ie meer dan terecht was.
Vedder, de sympathieke frontman die hij is, betaalt dit oorverdovende welkom gelijk terug door met behulp van een met semi-fonetisch Nederlands vol gekliederd A4’tje iedereen een warm onthaal te bieden. Het startschot van een memorabele show, zoveel is al snel duidelijk. Dat is eigenlijk al duidelijk als we in het eerste halfuur al praktisch de helft van de ijzersterke, boze plaat Yield voorgeschoteld krijgen en Pearl Jam ouderwets weer een eigen(wijze) koers lijkt te gaan varen.
Bekendere nummers als ‘Elderly Woman Behind a Counter in a Small Town’ (1993) en ‘Corduroy’ (2004) klinken tussendoor nog steeds even relevant als ooit, dus valt de balans eigenlijk al vroeg in de set op te maken: dit wordt een uiterst memorabele avond. En dat wordt het, want als de mannen uit Seattle na zo’n anderhalf uur ‘Better Man’ spelen en vervolgens voor liefst vijf(!) minuten van het podium verdwijnen – wellicht ter ondersteuning van de steeds ouder wordende fans, die ook een keer naar het toilet moeten? – moet het beste in feite nog komen.
Niet dat het bij Pearl Jam om de ‘hits’ (lees: de tracks van meesterwerk Ten) hoeft te draaien, maar als ze van die plaat vijf nummers achter elkaar afvuren, weet je hoe dan ook niet meer waar je het zoeken moet. Rolling Stone schreef ooit over het album: “They will never make another record this big. No rock band ever will.” En wanneer 15.000 man in de Ziggo Dome zich onderdompelt in het altijd even aangrijpende ‘Jeremy’, luidkeels meezingt tijdens ‘Why Go’ en ‘Alive’ en helemaal ondersteboven wordt gespeeld tijdens de weergaloze outro van ‘Black’, kun je het daar alleen maar roerend mee eens zijn.
Tussen de nummers door voegt Vedder de daad bij het woord wat betreft zijn liefde voor Nederland: er is een shout-out naar Tivoli (waar de band vlak in 1992, vlak na het verschijnen van Ten optrad), een shout-out naar het geliefde Moco Museum (dat de band een dag eerder bezocht), terwijl ‘Black’ wordt opgedragen aan ‘Hanky Panky’ (tattoo-koning Henk Schiffmacher). Hij krijgt de lachers op zijn hand als hij iedereen ‘succes’ wenst op het aanstaande WK – “Really? No fucking way! That would be like… Italy not qualifying!” – om daar vervolgens aan toe te voegen dat we nu tijd hebben voor ‘nuttige dingen’, zoals bijvoorbeeld ‘onze vrouwen en dochters’. Vedder mag dan wel een rockicoon met een weergaloze stem zijn, hij is natuurlijk ook die knuffelbare familieman.
Dat blijkt eens te meer wanneer hij tijdens ‘Fuckin’ Up’, een Neil Young & Crazy Horse-cover, besluit om tamboerijnen uit te gaan delen. Van achterin het podium krijgt-ie ze aan geslingerd en dat levert een mooi schouwspel op: hier zit een boel oefening in. Vedder rammelt er vervolgens een keer of drie mee, loopt naar de voorste rand van het podium, wijst naar de persoon waarvan hij vindt dat deze de tamboerijn moet krijgen en gooit hem die kant op. Zo gaat dat een keer of tien, vijftien – en het lijkt iedere keer nog goed te gaan ook.
Eddie Vedder, Mike McCready – die met zijn weergaloze solo’s ook wel een vermelding verdient – en de rest verkeren in bloedvorm. Zoveel is duidelijk. Pinkpop mag vrijdag, na járen van wachten en wachten, de borst nat maken.
FOTOGRAFIE: Tineke Klamer
LEVELLERS - 12/6 - TIVOLIVREDENBURGDie Levellers, tjonge jonge, zo goed!
SHINEDOWN - 12/6 - HEDON Met intussen al 6 albums op zak zou je bijna denken dat ze klaar zijn voor...